Saskia de Haas bezocht de première van Going Solo op 16 maart en schreef dit essay over haar ervaring.
Foto's: © Jostijn Ligtvoet
*
De voorstelling begint voor mij al in de foyer. Na twee jaar pandemie weet ik niet goed hoe ik bekenden moet begroeten. De overgang van anderhalve meter naar knuffel voelt groot en dus geef ik een bekende die ik in de foyer tegenkom een soort van schouderklop.
*
Ik zit op een kartonnen kruk in een eenpersoons kartonnen hokje, in een cirkel met zo’n veertig andere individuen. In ieder hokje brandt een lampje. Ik kan niet iedereen zien en vraag mij af wie mijn buren zijn. Of ik ze ken. In het midden van de cirkel ligt een lichaam. Pas als ik goed kijk zie ik dat het lichaam een levensgrote pop is. De borsten zijn enorm en bijna niet in verhouding met het hoofd.
*
Ik beweeg de neus van mijn schoenen richting het gat in de kartonnen wand van mijn hokje. M’n hartslag bonkt in mijn tenen. Grote nette herenschoenen verschijnen in de opening. Ik beweeg mijn voeten enkele millimeters naar voren tot de neuzen van onze schoenen elkaar net niet raken. De nette schoenen verroeren zich niet. Voorzichtig schuifel ik mijn voeten opzij en dan naar voren, een klein stukje de grens over. Het blijft stil aan de andere kant en ik twijfel of ik niet te ver ben gegaan. Dan schuiven de nette schoenen mijn hokje in. Mijn adem stokt. Wat nu? Er volgt een dialoog van verplaatsingen van onze schoenen. Na minuten, althans zo voelt het, om elkaar heen draaien, til ik mijn voeten op en houdt ze uitdagend boven de nette schoenen. Zou ik fysiek contact durven te
maken? Nee. Ik trek mijn voeten weg en zet ze lijnrecht tegenover de nette schoenen. Traag schuifelen de schoenen dichter naar elkaar toe. Tot ze elkaar raken.
*
Een vrouw, de performer, beweegt het levenloze lichaam van de pop. Ze buigt de ledematen, sleept het lichaam, tilt het been op, zet de voet neer, draait het lijf en beweegt het om haar heen.
Ze vraagt wie mee wil spelen. We mogen alles met het lichaam doen. Door het woord spelen krijg ik zin om het lichaam te ‘jonas in de walvis-en’, maar ik blijf zitten en wacht tot iemand anders zich op de speelvloer waagt. Een man komt op en gaat tegen het lichaam liggen, heel liefdevol. Hij slaat de armen om zich heen en legt zijn hoofd op de boezem. Mijn impuls om met het lichaam te jonassen voelt ineens heel barbaars.
De vrouw, de performer, vraagt ons om ons in de pop te verplaatsen. Als de handelingen gewenst zijn of oké, houd je je lampje aan, zijn de handelingen ongewenst, dan doe je het lampje uit. Mijn lampje knippert van aan naar uit. Als ik om mij heen kijk valt mij op dat nooit alle lampjes aan of uit zijn. Het is zelfs best verdeeld. Zelfs als ze, in mijn ogen, ruw aan het been trekt, staan de meeste lampjes nog aan.
Ze vraagt wie de rol van de pop wilt overnemen. Een man stapt naar voren, gaat naast de pop plat op de grond liggen en geeft zich volledig aan de performer over. Het is voor mij een stuk gemakkelijker om mij in hem te verplaatsen dan in de pop. Omdat hij mens is. Ik klem mijn kiezen op elkaar als ze zijn ledematen beweegt, bang dat zijn botten breken.
*
De performer trekt de kleding van de pop uit. Ik realiseer mij nu pas dat het een sekspop is. Ze oogt kwetsbaar.
*
Tegenover mij staat een vreemde man. Er wordt mij gevraagd hoe ik hem wil aanraken. Ik beeld mij in dat ik mijn hand op zijn schouder leg. Daarna vraag ik mij af of ik mijn hand ook op zijn wang zou kunnen leggen. Ik concludeer dat dat misschien een stap te ver is bij een vreemde. Hoe zou hij mij willen aanraken?
*
Ik hoorde laatst meerdere tienjarigen roepen dat ze het echt heel vies vinden om andermans handen vast te houden.
In mijn handen houd ik de handen vast van een andere toeschouwer. Ik knijp zacht en leg daarna mijn hand op haar hand. Ik merk dat ik het gemist heb, handen vasthouden. Niet het handen schudden, maar echt het vasthouden.
*
De afgelopen jaren heb ik gelukkig geen huidhonger gehad. Maar wel honger, naar andersoortige aanrakingen (buiten mijn bubbel) en nieuwe ontmoetingen. Dat realiseer ik mij nu pas weer.
Voor mij is de voorstelling haast een overgangsritueel. Van anderhalve meter afstand houden naar opnieuw aanraken en contact maken. Met vreemden.
Volgens mij is dat ook precies wat de wereld nu nodig heeft. Ik in ieder geval wel.
Schrijver Saskia de Haas over Going Solo van The100Hands. Ze zag de première op 16 maart in Chassé Theater, Breda. Dit essay werd geschreven in opdracht van DansBrabant in het kader van Dans&Durf/Dance&Dare, een cursusreeks en beweging door het Domein voor Kunstkritiek en DansBrabant waarin schrijvers nieuwe woorden zoeken voor nieuwe dans. Saskia was een van de deelnemers tijdens de eerste editie van de cursus. Kijk voor meer D&D-info en -essays op dansbrabant.nl/blog en domeinvoorkunstkritiek.nl.